1. De in artikel 14, punten 2 en 3, artikel 14bis, punten 2, 3 en 4, artikel 14quater, onder a), en artikel 14sexies bedoelde persoon wordt voor de toepassing van de wetgeving welke is vastgesteld overeenkomstig deze bepalingen, aangemerkt alsof hij zijn volledige beroepswerkzaamheden uitoefende op het grondgebied van de betrokken lidstaat.
2. Voor de vaststelling van de hoogte van de premie voor zelfstandigen ingevolge de wetgeving van de Lid-Staat ophet grondgebied waarvan de in artikel 14quater, onder b), bedoelde persoon werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent, wordt deze persoon behandeld alsof hij zijn werkzaamheid in loondienst eveneens ophet grondgebied van deze Lid-Staat uitoefende.
3. Indien de wetgeving van een Lid Staat bepaalt dat de pensioen- of rentetrekker, ook al verricht hij beroepswerkzaamheden, niet verplicht verzekerd is uit hoofde van deze werkzaamheden, dan is deze bepaling eveneens van toepassing op de pensioen- of rentetrekker, die zijn pensioen of rente heeft verworven op grond van de wetgeving van een andere Lid-Staat, tenzij de betrokkene bij het door de bevoegde autoriteit van de eerste Lid-Staat aangewezen orgaan, vermeld in bijlage 10 bij de in artikel 98 bedoelde verordening uitdrukkelijk verzoekt tot de verplichte verzekering te worden toegelaten.